De besturingsmodus selecteren

Met de besturingsmodus kan u kiezen hoe u de effecten wilt bedienen.

Houd [C2] lang ingedrukt om de besturingsmodus te wijzigen.

Parameter

Uitleg

MEMORY

(Geheugenmodus)

In deze modus kunt u de geheugens die in het apparaat zijn opgeslagen, oproepen en gebruiken.

Gebruik de nummerschakelaars [1]–[4] om tussen geheugens te schakelen.

  • Houd in de fabrieksinstellingen de [C2/TUNER]-schakelaar lang ingedrukt om het apparaat in de handmatige modus te zetten.
  • Zelfs in de geheugenmodus kan u andere functies selecteren dan het oproepen van een geheugen.

MANUAL

(handmatige modus)

In deze modus kan u de nummerschakelaars [1]–[4] gebruiken om de functies te bedienen die aan hen zijn toegewezen door elk geheugen of door de instellingen voor het gehele systeem.

Het afspeelscherm schakelt naar de handmatige modusweergave van het besturingsmodusscherm wanneer het apparaat is ingesteld op de handmatige modus.

MEMO

U kan ook de stappen in “Basismenubewerkingen” volgen om de besturingsmodus te wijzigen.

  1. Druk op de [MENU]-knop.
  2. Tik op het <CONTROL MODE>-pictogram op het scherm.
  3. Tik op de pictogrammen op het scherm om de besturingsmodus te selecteren.

 

De schakelaars in handmatige modus toewijzen

In de handmatige modus kunnen de functies die zijn toegewezen aan de [1]–[4]-schakelaars als volgt worden gewijzigd.

  1. Druk op de [CTL/EXP]-knop.
  2. Tik op <ASSIGN SETTINGS>.
  3. Het ASSIGN SETTINGS-scherm verschijnt.
  4. Draai aan de [SELECT]-regelaar om ASSIGN NUMBER (NUM) te selecteren.
  5. Door aan de regelaar te draaien, verplaatst u het geselecteerde item verticaal.
  6. Gebruik de [1]–[4]-regelaars om parameters te selecteren of de waarden te bewerken.

Regelaar

Instelling

Uitleg

[1]

SOURCE

Selecteert de [1]–[4]-schakelaars (MAN 1-MAN 4) waaraan functies moeten worden toegewezen in de handmatige modus.

[2]

MODE

Selecteert de bedieningsmodus voor de voetschakelaar die u hebt geselecteerd met de [1]-regelaar.

TOGGLE: schakelt de instelling in/uit telkens u op de voetschakelaar drukt.

MOMENT: de instelling staat normaal gesproken uit, maar wordt ingeschakeld wanneer de voetschakelaar wordt bediend.

[3]

CATEGORY

Selecteert het effect dat met een voetschakelaar wordt bediend.

[4]

PARAMETER

Selecteer de parameter voor het effect dat u met de [3]-regelaar hebt geselecteerd en die u met de voetschakelaar wilt bedienen.

Het ASSIGN NUMBER (NUM) dat aan elk van de [1]–[4]-schakelaars is toegewezen, wordt weergegeven op het scherm van de besturingsmodus.

In het ASSIGN SETTINGS-scherm kunt u naast de voetschakelaarfuncties die in de handmatige modus worden gebruikt, verschillende functies toewijzen. Raadpleeg “ASSIGN SETTING” voor meer informatie.