Basisprocedure voor het bewerken van effecten

Effectketenscherm

Het effectketenscherm toont alle effecten die door het geselecteerde geheugen worden gebruikt, evenals de uitvoer, de Send/Return-opstelling (effectketen) enzovoort. Selecteer in de effectketen het pictogram van het effect dat u wilt bewerken om het te bewerken.

  1. Tik op <EFFECTS> in de linkerbovenhoek van het scherm.
  2. Het effectketenscherm wordt weergegeven.
  3. Tik op het pictogram van het effect dat u wilt bewerken.
  4. Het effect schakelt in/uit telkens u op het pictogram tikt.
  5. MEMO

    U kunt het scherm van de effectketen ook openen door op de [EFFECTS]-knop te drukken.

  6. Sleep de respectieve parameters onderaan het scherm naar links of rechts om hun waarden te wijzigen.
  7. Gebruik de PAGE [÷] [ø]-knoppen om te schakelen tussen de parameters die u wilt bewerken. De huidige pagina wordt aangegeven in het midden onderaan het scherm.

MEMO

U kunt de [1]–[4]-regelaars ook gebruiken om de waarden te wijzigen die onderaan het scherm worden weergegeven. Als u een waarde in grotere stappen wilt wijzigen, draait u aan een regelaar terwijl u deze ingedrukt houdt.

 

Bewerkingsscherm

Toont alle parameters die u voor elk effect kunt bewerken.

  1. Tik in de effectketen in het midden van het scherm op het pictogram van het effect dat u wilt bewerken.
  2. Tik op <> in de rechterbovenhoek van het scherm.
  3. Tik op <KNOB VIEW> (of druk op de [4]-regelaar).
  4. Het bewerkingsscherm (KNOB VIEW) verschijnt.
  5. MEMO

    U kunt het bewerkingsscherm (KNOB VIEW) ook weergeven door in stap 1 op het pictogram van het effect dat u wilt bewerken te tikken en vervolgens de [SELECT]-knop lang ingedrukt te houden.

  6. Sleep de parameterpictogrammen omhoog en omlaag om hun waarden te wijzigen.
  7. Gebruik de PAGE [÷] [ø]-knoppen om te schakelen tussen de parameters die u wilt bewerken. De huidige pagina wordt aangegeven in het midden onderaan het scherm.
  8. MEMO

    Tik op een effectnaam onderaan het scherm om dat effect te bewerken.