Geheugens opslaan (WRITE)
Als u een geheugen hebt gemaakt en dat wilt opslaan, moet u dit op de volgende manier opslaan als een gebruikersgeheugen. Als u het geheugen niet opslaat, gaan de bewerkte instellingen verloren nadat u het apparaat hebt uitgeschakeld of als u van geheugen wisselt.
- Druk op de [WRITE]-knop.
- Tik op <WRITE> (of druk op de [1]-regelaar).
- Gebruik de [1]-regelaar om de opslagbestemming te selecteren (U01-1–U66-3).
- Houd de [1]-regelaar ingedrukt en draai er vervolgens aan om tussen banken te schakelen.
- U kunt de [2]–[4]-regelaars gebruiken om de naam te bewerken.
- Om de naam van het geheugen te bewerken, gebruikt u de PAGE [÷] [ø]-knoppen om de cursor te verplaatsen en gebruik de [SELECT]-regelaar om het teken te wijzigen.
Handeling
Functie
De [2]-regelaar draaien
Selecteert het type van de tekens
De [3]-regelaar draaien
Wisselt tussen hoofdletters en kleine letters
Op de [3]-regelaar drukken
Verwijdert één teken
De [SELECT]-regelaar draaien
Wijzigt het teken
Op de [4]-regelaar drukken
Voegt één spatie in
Op de [÷] [ø]-knoppen drukken
Verplaatst de cursor
Op <DELETE ALL> drukken
Verwijdert alle tekens
- Tik op <EXEC: [WRITE]> op het scherm (of druk op de [WRITE]-knop).
Lijst met WRITE MENU-functies
Menu | Functie |
---|---|
WRITE | Slaat het geheugen op dat u hebt gemaakt. |
EXCHANGE | U kunt de posities van twee gebruikersgeheugens “verwisselen”. |
INITIALIZE | U kunt elk effect in een gebruikersgeheugen terugzetten naar de standaardinstellingen (initialiseren). Dit is handig als u een volledig nieuw geheugen wilt creëren. |
INSERT | U kunt een geheugen in elke positie van het gebruikersgeheugen plaatsen. Als u bijvoorbeeld geheugen U01-1 invoegt bij U02-1, worden geheugen U02-1 en de daaropvolgende geheugens met één achteruit geschoven (opnieuw genummerd). (Geheugen U02-1 wordt U02-2.) |