VB-2
De VB-2 is een effectapparaat waarmee u vibrato niet alleen kunt toepassen op het geluid van elektrische gitaar, maar ook op instrumenten waarvoor vibrato niet eerder kon worden toegepast, zoals elektrische en digitale piano's en een groot aantal andere elektronische muziekinstrumenten. U kunt vrij kiezen tussen drie modi: UNLATCH-modus (MOMENTARY), waarbij vibrato alleen wordt toegepast terwijl het pedaal wordt ingedrukt; LATCH-modus (TOGGLE), waarbij vibrato wordt in- en uitgeschakeld bij elke druk op het pedaal; en BYPASS, die het signaal doorlaat als er geen vibrato nodig is. Verder kunt u RISE TIME gebruiken om de tijd te regelen gedurende welke het pedaal wordt ingedrukt en het vibrato het maximum bereikt, voor een natuurlijk klinkend vibrato-effect. |
Pagina | Parameter | Waarde | Uitleg |
---|---|---|---|
1 | RATE | 0–100, BPM | Past de snelheid van het vibrato aan.
|
DEPTH | 0–100 | Past de sterkte van het vibrato aan. | |
RISE TIME | 0–100 | Deze parameter past de hoeveelheid tijd aan dat het duurt voordat het vibrato het maximum bereikt nadat het pedaal is ingedrukt. | |
2 | MODE | UNLATCH, BYPASS, LATCH | Schakelt tussen de drie modi. UNLATCH: ontgrendelen. Vibrato wordt alleen toegepast terwijl u het pedaal ingedrukt houdt. Als het vibrato-effect is uitgeschakeld, wordt het effect DSP-bypass. (Simuleert het bypassgeluid dat de BBD doorlaat). BYPASS: vibrato wordt elke keer dat u het pedaal indrukt in- en uitgeschakeld. Als het vibrato-effect is uitgeschakeld, wordt het effect analoge bypass. LATCH: vergrendelen. Vibrato wordt elke keer dat u het pedaal indrukt in- en uitgeschakeld. Als het vibrato-effect is uitgeschakeld, wordt het effect DSP-bypass. (Simuleert het bypassgeluid dat de BBD doorlaat). |
BPM | 40–250 | Regelt alleen het tempo als “BPM” is geselecteerd voor RATE.
| |
– | – |
| |
3 | CTL1 TARGET | OFF, RATE, DEPTH, RISE TIME, TAP | Selecteert de parameter die moet worden bediend met een voetschakelaar die is aangesloten op CTL1. |
CTL1 MODE | MOMENT, TOGGLE | Selecteert de bedieningsmodus voor de voetschakelaar die is aangesloten op CTL1. | |
CTL1 VALUE | 0–100 | Stelt de waarde in voor de parameter die wordt bediend met een voetschakelaar die is aangesloten op CTL1. | |
4 | CTL2 TARGET | OFF, RATE, DEPTH, RISE TIME, TAP | Selecteert de parameter die moet worden bediend met een voetschakelaar die is aangesloten op CTL2. |
CTL2 MODE | MOMENT, TOGGLE | Selecteert de bedieningsmodus voor de voetschakelaar die is aangesloten op CTL2. | |
CTL2 VALUE | 0–100 | Selecteert de waarde voor de parameter die wordt bediend met een voetschakelaar die is aangesloten op CTL2. | |
5 | EXP TARGET | OFF, RATE, DEPTH, RISE TIME, BPM | Stelt de parameter in die wordt bediend door een expressiepedaal dat is aangesloten op EXP. |
EXP MIN | 0–100 | Stelt de minimumwaarde in voor de parameter die wordt bediend door een expressiepedaal dat is aangesloten op EXP. | |
EXP MAX | 0–100 | Stelt de maximumwaarde in voor de parameter die wordt bediend door een expressiepedaal dat is aangesloten op EXP. | |
6 | PEDAL MODE | MOMENT, TOGGLE | Selecteert de bedieningsmodus voor de pedaalschakelaar op de PX-1. |
ACTION | OFF Ó ON, ON Ó OFF | Stelt in hoe de pedaalschakelaar op dit apparaat werkt als PEDAL MODE is ingesteld op “MOMENT”. | |
– | – |
|